Herkomst
In het wild groeien Vleesetende planten in vrij vochtige gebieden met een stikstofarme bodem, zoals moerassen. Nepenthes doet dat in Zuidoost-Azië, Venusvliegenvanger en Sarracenia komen uit Noord-Amerika en zonnedauw groeit op alle continenten, behalve Antarctica.
Bekerplant De bekers van deze grillige blikvanger variëren in lengte van enkele centimeters tot meer dan 30 cm. Het zijn eigenlijk omgevormde bladeren die zich ontwikkelen als de plant voldoende licht krijgt. Insecten vinden nectar op het deksel boven de beker en kruipen rond, de beker in, op zoek naar meer. Net onder de bekerrand vinden ze nieuwe nectar, maar direct daaronder zit een glijbaan van was. Ze glijden hier op uit en vallen zo in de beker. Het spartelen van de beestjes activeert de klieren in de beker, die hierdoor een sterk zuur afscheiden. In twee dagen verteert dit zuur de insecten. Alleen het omhulsel van het beestje blijft over. De plant groeit als epifyt in bomen.
Zonnedauw vormt perfecte rozetten tegen de grond en is voorzien van rode tentakels met aan het uiteinde een kleverige, glinsterende druppel. Hieraan dankt de bloem haar Nederlandse naam: zonnedauw. Kleine diertjes raken in de druppel verkleefd en worden door de beweeglijke tentakels naar het bladoppervlak geduwd waar ze worden verteerd.
We schreven al eerder over vleesetende planten. Lees het hier: